liefde , een filosofie

afbeelding van unaniem

Wat zouden filosofen te zeggen kunnen hebben over emoties? Emoties zijn hoogstpersoonlijke aangelegenheden, waarvan de betrokkene zelf al weinig snapt. Het is toch niet de taak van een filosoof om raadselachtige zielenroerselen op te kloppen? Toch roepen emoties filosofische problemen op, waarvan ik er in dit boek enige zal bespreken, telkens met behulp van voorbeelden uit het volle leven. Ik begin met de liefde. Daarbij doet zich een probleem voor waarop de Amerikaanse filosoof Robert Nozick ons met de neus op heeft geduwd. Je houdt van iemand, vanwege haar fraaie ogen, haar gracieuze gestalte en omdat ze je zo in de watten legt. Even later kom je een ander tegen met nog fraaiere ogen en een nog gracieuzere gestalte, en je denkt dat ze je zal vertroetelen op een manier die je niet eerder hebt meegemaakt. Toch is dat voor de meeste mensen geen reden om te switchen. Blijkbaar is het de persoon die je liefhebt, en zijn het niet haar kenmerken. Vaak blijft iemand van een ander houden, terwijl inmiddels heel wat van haar eerdere kenmerken zijn veranderd, en meestal niet ten goede. Liefde is volgens Nozick 'historisch': gebonden aan de persoon die je toevallig hebt ontmoet en met wie je nu eenmaal een gemeenschappelijke geschiedenis bent aangegaan. Sinds Nozick zijn beroemde boek (Anarchy, State and Utopia) heeft geschreven, is er een kwart eeuw verstreken, in welke periode het aantal zilveren huwelijksfeesten drastisch is afgenomen. 'Seriële monogamie' is gangbaarder geworden: velen hebben tijdens hun leven meerdere partners, maar niet allemaal tegelijk. Ze zijn telkens weer trouw aan één persoon uit de hele reeks. Geconfronteerd met dit maatschappelijke verschijnsel, zou Nozick kunnen zeggen dat zijn historische liefdestheorie nog steeds opgaat, alleen duren de histories wat minder lang. Bij de overgang van de ene naar de andere treden er meestal fricties op, die niet passen in het rozige beeld dat Nozick schetst van liefdesrelaties: mensen vallen juist wel voor fraaiere ogen en gracieuzere gestaltes. Houden we dan toch van algemenere kenmerken en niet van historische personen? De bedrogen echtgenote beaamt dit volmondig: die hufter is alleen maar bezweken voor goudblonde lokken. Ze voegt er echter aan toe dat hij dus nooit echt van haar heeft gehouden. Daarmee ondersteunt ze precies Nozicks romantische visie: als je waarlijk van iemand houdt, ruil je haar niet in voor een ander die hoger scoort op je verlanglijstje. Daarom zegt niemand tegen zijn liefde van het moment dat hij haar trouw blijft voor de duur van hun relatie. Trouw in goede dagen en in kwade dagen tot de dood ons scheidt, dat beloven we elkaar telkens opnieuw, en alleen buitenstaanders bezien dat tafereel met enige achterdocht. Of maken we onszelf maar wat wijs en moeten we leren om onszelf met de blik van een cynische buitenstaander te benaderen?
Liefde is niets anders dan een kortstondig genieten van de aantrekkelijke eigenschappen van een ander. (Dat heeft iets van Spinoza's omschrijving van de liefde: blijheid, vergezeld door de voorstelling ener uitwendige oorzaak.)
Maar ook buitenstaanders maken zich soms in hun lichtgelovigheid maar wat wijs. Er zijn mensen die erg veel van hun kat houden en die denken dat dat gevoelen wederzijds is. Als ze zich niet door hun emoties lieten meeslepen en zich wat meer in de authentieke psyche van dat dier zouden verdiepen, zouden ze tandenknarsend moeten erkennen dat zo'n beest alleen maar uit is op warmte en voedsel, en dat jij de inwisselbare instantie bent die daarvoor tot tevredenheid van dat egocentrische dier zorg draagt. Het is niet jouw persoon die een kat liefheeft, hij is uitsluitend geinteresseerd in sommige van je kenmerken. Maar honden dan?, kan een kynofiel roepen. Daarmee is het echter nog slechter gesteld dan met katten: die beschouwen jou als de baas van de troep, en als iemand anders de leiding overneemt, lopen ze flemend en kwispelstaartend achter hém aan. We maken ons maar wat wijs wanneer we denken dat katten en honden van ons houden wegens onze onherhaalbare uniciteit. Maar daarin verschillen wij nu juist van katten. we maken ons maar wat wijs wanneer we Met de wijsneuzerige blik van een buitenstaander blijven beweren dat Nozick ongelijk heeft en dat mensen niet van elkaars persoon houden, maar van elkaars kenmerken. Het vermoeden komt op dat het typisch menselijke aan onze emoties er nu juist in bestaat dat ze zich op individuen kunnen richten en niet op soorten.( Niet al onze emoties zijn typisch menselijk. Angst voor vuur is een voorbeeld van het tegendeel: wij zijn, net als katten, niet bang voor het vuur in het bijzonder, maar voor ieder vuur dat ons te dicht nadert. Gevaarlijke eigenschappen vormen een voldoende voorwaarde voor angst. Maar iemand die niet van je houdt, kun je niet over de streep trekken door al je beminnenswaardige eigenschappen op te sommen.) 'Het individu is onuitspreekbaar' zeiden ze in de Middeleeuwen. Toch is het juist aan de talige wezens die wij zijn, om ons te hechten aan een individu: ik wil dat je van mij blijft houden, zoals ik van jou wil blijven houden. Wanneer we dat niet kunnen volhouden, betreuren we het (een treurnis die meestal wordt overstemd door de euforie van een nieuwe relatie). de stoicijnen hadden goed door dat emoties ons niet maken tot een soortwezen, maar tot een individu. Daarom moeten we ons volgens hen van onze emoties zien te bevrijden. Luister naar Epictetus:'Indien ge uw kind of vrouw innig omhelst, bedenk dan dat ge een mens omhelst. dan zal ook zijn sterven u niet in verwarring brengen.' Dit is tekenend: niet om 'uw' geliefde gaat het, maar om 'een' mens. Ook de bijzonderheid van 'ons' vaderland zouden we volgens de stoicijnen achter ons (ons?) moeten laten en een kosmopolitische gestalte aannemen. Wanneer we onszelf beschouwen met de blik van een buitenstaander, distantiëren we ons van onze individualiserende gevoelens. Maar dat weigeren we nu juist te doen. We willen elkaar en onszelf niet opvatten als inwisselbare instanties van algemene kenmerken. Doen de kenmerken van onze geliefden er dan niet toe? natuurlijk wel. Je houdt van haar gracieuze gestalte en van haar blonde haren(en van veel meer, zonder dat je een uitputtende opsomming kunt geven van de karakteristieken die jouw liefde opwekken). Toch overstijgt zij op de een of andere manier haar bijzondere kenmerken: je houdt ook van haar, wanneer haar haren grijs beginnen te worden, en dan misschien zelfs nog meer dan voorheen. Of niet natuurlijk; het kan verkeren. Wanneer je liefde verflauwt, dringen allerlei kenmerken zich storend op. Ze heeft toch eigenlijk een te harde stem, en ze snurkt nog ook. Dat emoties ons niet als soortwezens kenmerken, maar als individuen, is niet slechts een goede zaak. Daardoor valt het ons lastig om 'zonder onderscheid des persoons'rechtvaardigheid te betachten, terwijl dat vaak toch zou moeten. Het maakt ons oon niet perse gelukkig. Door de individualiserende trekken van onze emoties kunnen we niet alleen van iemand houden, ,maar ook jaloers zijn op elkaar: ik wil niet dat jij met mijn geliefde aan de haal gaat. Die jaloezie verdient nadere aandacht.

(uit:Twaalf emoties. van Frans Jacobs)